“Kan je even zeggen dat je mij de leukste vind?”
“Kan je even zeggen dat je mij de leukste vind?”
Ik kijk naar mijn lief. Ik voel me kwetsbaar, en ergens ook een beetje stom dat ik dit vraag.
Ik weet het antwoord, er is niets in me die twijfelt aan hoe leuk ze me vindt.
Maar toch: er is een een wat jongere versie van mezelf in mezelf, die het even wil horen. Die even bevestigd wil worden dat alles oké is.
Ik voel me onzeker, heb een oordeeltje op mezelf, en de wereld voelt eventjes iets minder veilig dan normaal.
Ik denk aan vogelpaartjes die altijd met elkaar met geluid in contact blijven.
“Tsjilp?”
“Tsjilp tsjilp. Tsjilp?”
“Tsjilp tsjilp. Tsjilp?”
“Ben je er nog?”
“Ja ik ben er nog. Jij?”
“Ja, ik ook. Jij ook?”
Enzovoorts.
Af en toe zoek ik even die bevestiging.
Niet omdat ik het zelf niet kan, of verkruimel als ik het niet krijg. Maar omdat het zo gvdmme goed voelt als ik merk dat mijn lief naast me staat. Soms ook even mij draagt – samen met hoe ik mezelf draag.
Niet omdat ik gered hoef te worden, maar om te kunnen voelen dat ik er echt mag zijn, óók met de stukjes van mezelf waar ik zelf nog een oordeel op heb.
Soms ben ik het die een vraag stelt, soms is het mijn lief.
Het zijn kwetsbare vragen voor de vragensteller, en fijne vragen voor de ander. Want onze antwoorden zijn heerlijke kadootjes die we aan elkaar kunnen geven.
Toen ik jonger was, was mijn antwoord nog wel eens: “Jaha, dat wéét je toch!?”
Ik voelde me dan beledigd, hoe kon mijn mijn toenmalige vriendin in godsnaam twijfelen aan mijn liefde voor haar?
Inmiddels ben ik oud en wijs en genoeg om te weten dat het daar helemaal niets mee te maken heeft. En mijn lief ook.
“Kan je even zeggen dat je mij de leukste vind?”, vraag ik, terwijl ik haar aankijk.
Ze kijkt me aan, begint te stralen en zegt: “Lieve lieve schat, ik vind jou écht de allerleukste.”
Wat een geschenk.